Een rondreis door Indonesië of een aantal iPads, een paar keer eten bij Librije, 577 biertjes (gemiddelde prijs Utrechtse kroeg), een sleeve tatoeage, of een eenzijdige borstvergroting (links of rechts). Nee, ik kocht van dat geld onlangs een gamelaptop. State of the art.
Meer gesproken verhalen horen? Abonneer je op onze podcast Laadscherm Voorgelezen
Na uren sleutelen aan de scherminstellingen – want de laptop is grafisch te sterk – is het me eindelijk gelukt: ik kan Pharaoh spelen. Een citybuilder uit 1999, van de makers van Caesar, waarin je Egyptische steden ontwerpt aan de oevers van de Nijl. Het spel is behalve oud ook ongekend traag. Een piramide bouwt zichzelf niet.
Niet alleen heb ik als tiener Engels en een stuk klassieke geschiedenis geleerd door het spelen van dit soort games. Ik heb wiskunde, biologie, Frans en Duits 1 geleerd tijdens het gamen. Ik heb werkstukken geschreven, en later mijn masterscriptie. Ik heb zware, lange, saaie boeken gelezen over mediafilosofie, en met veel plezier het hele oeuvre van Jane Austen.
Ik heb ge-msn’d met leuke en minder leuke jongens, gebeld met mijn moeder en ge-sms’t met vriendinnen. Ik heb macaroni gekookt, Aardappel Anders, witlof met kaas en dat met veel smaak achter mijn pc opgegeten.
Ik heb geslapen. Ik heb met mijn hoofd op het bureau heerlijk geslapen. Dit allemaal terwijl ik wachtte op hoe tientallen Egyptische bouwvakkers pixel voor pixel een piramide voor me bouwden. En laadschermen. Eindeloze laadschermen. Daar ergerde ik me nooit aan. Ik had naast school, mijn studie of in de kroeg hangen toch alle tijd van de wereld.
Grote-mensen-sleur
Nu ben ik volwassen en is het leven druk, druk, druk. Ik heb een serieuze-grote-mensen-baan. Ik moet twee peuters in leven houden en een beetje leuk aan mijn relatie werken. Daar moet ik andere shit omheen plannen, zoals: naar de tandarts gaan, meterstanden doorgeven, naar verjaardagen gaan van andere grote mensen waarbij het voornaamste verschil met de verjaardagen van twintig jaar geleden is dat de leverworst en blokjes kaas zijn verruild voor hummus en labneh en de kratjes Bavaria voor huisgebrouwen hoprijke designerbiertjes.
Begrijp me niet verkeerd: ik ben dolgelukkig in mijn sleur. Maar tot rust komen lukt me niet altijd. Waar andere grote mensen dan ineens de behoefte hebben om dus een rondreis te maken, of hun borsten te vergroten en die vrolijk laten wapperen in clubs, doe ik momenteel niks liever dan mezelf elk vrij moment onderdompelen in de vertrouwde, verjaarde games waar je alleen al een klein kwartier moet uittrekken voor het opstarten.
Pharaoh is de eerste in een reeks oude citybuilders die ik nu speel op mijn high-end gamelaptop. Ik speel een reeks turn-based top-down RPG’s uit het vorige millennium. Het hele point-and-click adventure oeuvre van het ter ziele gegane Sierra volgt. Quest for Glory I tot en met IV speel ik uit met de thief, de wizard en de paladin. (Bij deel V ben ik er klaar mee). Ik zet een theebeker op de F6 en mijn held tovert zich suf op een muur tot de game waarschuwt dat zijn mana op is.
Zen van laadschermen
Wat een groot deel van de games die ik nu weer speel gemeen heeft, naast een aan de gameplay inherente traagheid, zijn dus hun eindeloze laadschermen. Heerlijk langzame, lange – er worden grassprietjes toegevoegd aan de gamewereld, nog even geduld, vergeet niet te eten – laadschermen.
Als ik ergens zen van word, is het een laadscherm. Juist omdat ik nu niet meer alle tijd van de wereld heb. Een laadscherm dwingt tot verveling. Een laadscherm is als eens even goed naar de wc gaan. Je hebt een duidelijk doel, maar je moet nog even wachten en het enige dat je kunt doen, is blijven zitten. Je gedachten dwalen af. Net als je volledig in jezelf bent gekeerd, is de game geladen en kun je door. In die momenten kom ik dus tot rust.
Bovendien blijkt dat ik ook nu weer prima een deel van m’n leven kan regelen terwijl algoritmen voor mij in-game een deel van het werk doen. Ik kan rekeningen betalen, boodschappen bestellen, Minion-pasta koken, een peuter die met een paard op wielen een ramkraak pleegt op de servieskast toeschreeuwen dat ik hem opgeef voor adoptie, bellen met mijn moeder, de man door zijn haar kriebelen, een stukje voor Laadscherm typen.
En ik slaap. Terwijl die veel te dure gamelaptop waar zachtjes de ondefinieerbare klanken van een koor Egyptische priesters uitkomt mijn schoot verwarmt, en honderden knechten op de achtergrond doorploeteren in de verzengende Afrikaanse zon, slaap ik. Eindelijk. Om wakker te worden als de laatste kalksteen is gelegd.