Ik hoor wel eens dat veel bepaald wordt door je jeugd. Hoe je met problemen omgaat. Of je uitdagingen aangrijpt of juist vermijdt. Of je goede of foute vriendjes uitkiest. Hoe wetenschappelijk correct die aanname is weet ik niet, maar als ik naar mijn eigen jeugd kijk, vallen veel dingen op z’n plek. De manier waarop ik game bijvoorbeeld: bijna altijd solo. Maar als ik met iemand speel, dan speel ik samen, niet tegen.
Meer gesproken verhalen horen? Abonneer je op onze podcast Laadscherm Voorgelezen
Mijn broertje Kasper en ik hadden allebei een Game Boy en in 1996 volgde onze eerste echte console, de Nintendo 64. Die kwam samen met Super Mario 64 en de volgende instructies van mijn moeder: ”De Nintendo is voor jullie allebei. Dat betekent dat jullie lief samen moeten spelen. Eerlijk delen en geen ruzie maken! Anders pak ik hem af.” Dat lieten we ons geen twee keer vertellen.
Misschien waren we allebei buitengewoon brave kinderen. Misschien boften we omdat we qua karakter een goede match waren. Misschien lag het aan onze leeftijd – we schelen amper anderhalf jaar. Maar Kasper en ik hebben altijd harmonieus samen gespeeld, eerst met knuffels en later dus met de Nintendo. Super Mario 64 speelden we omstebeurt, ieder een level. Na dat spel volgden meerdere singleplayergames die we op dezelfde manier speelden: The Legend of Zelda: Ocarina of Time, Banjo Kazooie, Paper Mario, Yoshi’s Story, Harvest Moon. We hielpen elkaar door moeilijke stukjes, lazen elkaar de schermteksten in grappige stemmetjes voor en hadden eindeloos veel plezier. Ruzie? Nooit.
Team battle
Zelfs games die nadrukkelijk bedoeld waren om competitief te spelen – Mario Kart 64, Super Smash Bros, Mario Tennis, Mario Party, GoldenEye, Star Wars Racer – speelden we samen. We kozen voor coöperatieve speelstanden of team battles en bestonden die opties niet, dan spraken we gewoon af om elkaar te helpen in plaats van te verslaan. Elkaar een loer draaien kwam niet eens in ons op. Waarom zou het ook, we hadden op deze manier al zoveel lol. Aan harmonie hoeft niet gerommeld te worden.
Kasper en ik werkten samen als een geoliede machine en geen enkele computertegenstander kon op tegen ons teamwork. Al spelenderwijs leerden we zo effectief samenwerken. Ik ben ervan overtuigd dat die vele middagen en avonden samen voor een groot deel hebben bijgedragen aan hoe hecht we vandaag de dag nog zijn.
Onnatuurlijk
Toch hebben mijn broertje en ik onze verschillen. Zo is Kasper van zichzelf een veel competitiever persoon dan ik. Ter illustratie: tijdens onze basisschooljaren ging hij op hockey, ik op paardrijden. Zijn vriendjes knalde hij neer in GoldenEye, met mijn weinige gamervriendinnetjes ruilde ik gezellig Pokémon.
In de puberteit begonnen Kasper en ik steeds vaker apart te gamen — niet alleen omdat hij een competitiever en socialer type was dan ik destijds, maar ook puur omdat ik ook op de middelbare school weinig vrienden had met interesse in games. Dus speelde ik steeds meer solo action adventure-games, en hij online shooters tegen vrienden en vreemden. Ik vond het eigenlijk wel best en kon me zonder afleiding helemaal in m’n gamewerelden storten. De perfecte manier om bij te komen na een drukke dag op school.
Ook tegenwoordig speel ik nog steeds het meeste in m’n up. Dit keer niet om bij te komen na school, maar van een drukke dag op kantoor. Kasper gamet niet meer zoveel als vroeger, maar als hij een controller grijpt, dan is dat voor een potje Call of Duty en FIFA met on- en offline vrienden. Grappig hoe onze formatieve jaren zoveel invloed hebben gehad op niet alleen onze speelstijlen, maar ook op het type games dat nog altijd onze voorkeur hebben.
Traditionele shooters, bijvoorbeeld. Natuurlijk heb ik ze geprobeerd, maar vrienden headshotten voelt gewoon onnatuurlijk. Doe mij dan maar Bloodborne, of Persona, of Zelda. En als ik samen speel, dan het liefst offline coöp. Niets is gezelliger dan samen op de bank zitten met Mario Kart 8, lachend, gierend en brullend over bananenschillen en blauwe schilden. Zoals vroeger. Klinkt weinig harmonieus, zeker voor een type als ik, maar de minder ervaren Mario Karters in mijn vriendenkring loods ik met liefde Rainbow Road door. “Pas op jongens, ik lig op kop en er komt zometeen een hele scherpe haarspeldbocht naar rechts aan.” En iemand raken met een schild gaat altijd gepaard met een welgemeend “Sorry!”
Wat kan ik zeggen? I’m a lover, not a fighter.