Ze wonnen in hun tienerjaren tienduizenden dollars, kwamen op televisie en reisden de hele wereld over. Nu, jaren later, zijn de eerste Nederlandse wereldsterren van de esport stuk voor stuk geslaagde volwassenen.
Meer gesproken verhalen horen? Abonneer je op onze podcast Laadscherm Voorgelezen
Het stigma van de esporter: bleke huid, man, dagelijks urenlang opgesloten op een kamer, gebrekkige sociale vaardigheden en maar goed in één ding: computerspelletjes. Het kan bijna niet anders dan dat een pikzwart gat lonkt voor zij die hun geld verdienen met gamen wanneer de spotlights uitdoven en het prijzengeld opraakt.
Om de proef op de som te nemen nam ik contact op met vier ex-pro-gamers. Livia Teernstra, Sander Kaasjager, Arthur Vankan en Laurens Pluijmaekers waren wereldsterren in een tijd zonder YouTube, Twitch en sociale media. De gamewereld lag ooit aan hun voeten. Nu moeten ze zoals iedereen overleven in de echte wereld. Ik sprak ze uitgebreid over hun heden en verleden.
Arthur ‘King Tuur’ Vankan
Ik ontmoet mijn naamgenoot in Sporthal Lunetten, luttele meters binnen de grens van wat zich de stad Utrecht mag noemen. Het is guur weer, wat het op dit soort plekken hoort te zijn. De kantine waarin we plaatsnemen—donker hout, grijze tegels, grijze sfeer—ontbeert elk spoor van de glamour die ik associeer met esports. Arthur Vankan heeft met zijn basketbalclub Cangeroes de accommodatie in zelfbeheer. Het is een pilot in samenspraak met de gemeente.
Vankan vertelt er over zijn werk als onderzoeker bij Dialogic. Het bureau houdt overheidsbeleid tegen het licht; hun aanbevelingen eindigen in de Tweede Kamer. Anderhalve dag per week geeft Vankan les op de universiteit, over kwantitatieve modellering en predictieve modellen. Hij studeerde technische innovatiewetenschappen, een opleiding waar logica, wiskunde en kansberekening gekoppeld worden aan psychologie.
Net als bij gamen. Hoewel de dagen van ‘King Tuur’ ver in het verleden liggen, lichten de ogen van Vankan op wanneer ik hem vraag naar wat hem zo’n goede Halo-speler maakte. Niet de motoriek, maar wetenschap en psychologie van multiplayer hielden hem bezig. “Ik ging het onderbewuste van mijn tegenstanders exploiteren”, herinnert hij zich, “net als een illusionist.”
Voor ik het weet vertelt Vankan—tweemaal wereldkampioen Project Gotham Racing 2, eenmaal wereldkampioen Halo 2—honderduit over hoe hij granaten onder zijn eigen voeten gooide om tegenstanders op het verkeerde been te zetten. Over twijfel zaaien bij tegenstanders. Over hoe hij merkte dat spelers het fysiek fijner vonden om met hun duim de rechterstick naar binnen te drukken—en dat in symmetrische maps (“en dit is mijn eigen empirisch onderzoek”) mensen dus tachtig procent van de tijd linksaf gingen. Over hoe hij het bewijs uit het ongerijmde uit de logica als instrument toepaste: op basis van spawning, locaties van power-ups en wapens. Over hoe hij eigen levens opofferde om mensen maar naar een plek te lokken. Over hoe hij spellen ontleedde om ze te doorgronden.
Arthur Vankan was gemaakt om wereldkampioen te worden. Op zijn derde speelde hij zijn eerste game. Nog voor hij aan wedstrijden begon las hij in de Power Unlimited tijdritscores van andere spelers in een snowboardgame. Vankan snapte niet dat iedereen seconden langzamer was dan hij.
Als broekie liep hij de Jaarbeurs binnen voor de voorrondes van de World Cyber Games. “Wist ik veel”, vertelt Vankan. “Ik dacht: ik ga eraan. Dus ik kwam daar aanlopen—ik vergeet dit nooit meer. Een jongen kwam op me af en zei: ik ben de meester in onze buurt. Ik was geïmponeerd, maar moest ook nog eens in de eerste ronde tegen hem. Ik won met 15-0.”
“Zo verliepen die voorrondes voor Halo. Het ging tussen acht man in de finales in Amsterdam. De andere zeven speelden al online via Xbox Connect, ze kenden elkaar allemaal al. Ze zaten in clans. Zij speelden dagelijks internationaal tegen goede gasten. Ik kende dat nog helemaal niet. Zij dachten: wat doet hij hier, wie is die gast?” Vankan won alles.
Als vijftienjarige boy mocht Vankan naar de World Cyber Games 2003 in Seoel. Hij bereikte de halve finale, maar werd daar op het nippertje uitgeschakeld omdat hij niet gewend was aan de NTSC-versie. Die liep sneller dan zijn PAL-game en berekende de damage bij de rocketlauncher net op een andere manier. “Toen ik dacht ik: dit gaat me niet nog een keer gebeuren.”
Dat was het moment dat de echte King Tuur werd geboren. Vankan begon met een analytische blik naar zijn eigen prestaties te kijken: waarom doe ik wat ik doe op de manier dat ik het doe? Iedereen is snel op het hoogste niveau, dus moest hij wel slim zijn. “Als je tien mensen hebt die even goed zijn, ga je niet meer structureel winnen”, vertelt hij. “De psychologie erachter, dat is waar ik mezelf kon onderscheiden.”
En dat deed hij. Een jaar later won King Tuur met Project Gotham Racing wel de World Cyber Games in San Francisco. Weer een jaar later werd hij de koning van PGR én Halo 2. Juist door die veelzijdigheid werd hij de beste consolegamer ter wereld genoemd.
Vankan presteerde het beste op het grote podium. De spotlights voedden zijn opperste concentratie. “Je had in mijn oor kunnen schreeuwen en ik had je niet gehoord. Er is niks in het leven dat dat kan simuleren. Je realiseert je wel: grote zaal, grote schermen, maar op zo’n moment ben ik alleen maar bezig met winnen. Ik kan me voorstellen dat sommige mensen heel erg zenuwachtig worden en niet meer kunnen presteren. Bij mij werkt het andersom.”
King Tuur genoot van de aandacht. Hij was te zien op de NOS, kwam twee keer langs bij TMF. Op zijn zestiende won hij 20.000 dollar. Het geld ging naar zijn moeder en zijn broer, van de rest betaalde hij zijn studie.
Ik kijk hem verbaasd en enigszins teleurgesteld aan. Toen ik de trein pakte richting King Tuur hoopte ik op verhalen over betaalde seks, gratis drugs en een overdosis rock ’n roll. Dat is niet aan pro-gamers besteed, denkt Vankan. “Het volk dat hoog reikt is niet het type dat geld aan drugs en vrouwen spendeert. Het zijn relatief meer teruggetrokken personen die verstandig omgaan met hun geld; veel meer dan topsporters en artiesten, denk ik. Voor games geldt: als je je hoofd niet kunt gebruiken, kun je niet winnen.”
King Tuurs carrière eindigde in 2006. Hij ging studeren, kreeg een vriendin. “Ik had geen zin om mee te doen voor de tweede of derde plek”, vertelt hij, met de glimlach die al het hele gesprek op zijn gezicht getekend staat. Het tijdperk van King Tuur blijkt niet zo’n wereld van verschil met het leven van Arthur Vankan nu, besef ik. Hier zit een man die alles in het leven benadert met hetzelfde plezier en dezelfde toewijding en intelligentie; of het decor nu een groot podium is of een sportkantine in Utrecht Lunetten.
Laurens ‘Lauke’ Pluijmaekers
Laurens Pluijmaekers sleepte ooit zijn eigen bureaustoel mee op een treinreis door half Nederland. Het was zijn manier om toeval uit te sluiten. Een andere houding dan normaal zou zijn prestaties negatief kunnen beïnvloeden, dus toog Pluijmaekers met zijn eigen zetel naar een groot Nederlands toernooi.
“Je armen twee centimeter hoger moeten tillen waardoor je arm in een hoek over de tafel leunt in plaats van zweeft resulteert in significant andere aim. Organisatoren en veel spelers zijn zich daar vaak niet van bewust, maar — zonder mezelf op hetzelfde niveau te zetten — vraag Djokovic maar eens te spelen met een twee centimeter kleiner racket, of Max Verstappen om met een stuur te racen met een twee centimeter grotere diameter, zonder daar weken mee te oefenen.”
“Mensen verklaarden me voor gek”, vertelt Pluijmaekers—pseudoniem ‘Lauke’—via de telefoon, “maar uiteindelijk kwamen spelers naar me toe om te vragen of ze alsjeblieft ook mijn stoel mochten gebruiken.”
Net als King Tuur onderscheidde Lauke zich door zijn analytische houding. Elk detail dat invloed kón hebben op zijn spel moest worden onderzocht. Dus als een stoel roet in het eten kon gooien, moest dat risico zorgvuldig worden vermeden. “Bepalen dit soort dingen mede het verschil tussen een top 25 of top 3 plek? Jup, deels.”
Lauke groeide uit tot een van de twee beste Unreal Tournament-spelers ter wereld. Hij speelde voor het legendarische Fnatic-team, won onder meer de World Cyber Games in 2004 en had op zijn twintigste 50.000 dollar aan prijzengeld binnengesleept. De jonge Pluijmaekers reisde drie keer naar Zuid-Korea, vijf keer naar de VS, en naar talloze toernooien in West- en Zuid-Europa.
“Superstoer, maar ook raar”, vertelt hij, terugdenkend aan die tijd. “Er ging best wel wat geld in om, ze probeerden er een show van te maken… maar uiteindelijk draait het om mensen die achter hun computer zitten, mensen zoals jij en ik die gewoon een spel spelen.”
“Het is een apart sfeertje op zo’n toernooi. Ik heb nooit gedacht: wat ben ik cool, als professionele gamer. Er zijn mensen die dat wel vinden, maar ik vond het vooral leuk om mee te doen en mijn eigen wedstrijd te spelen.” Pluijmaekers stond bekend om zijn agressieve speelstijl. Hij trainde in free-for-all en leerde in die ‘constante chaos’ ‘elegant’ te spelen. Simpelweg door heel veel tijd erin te steken leerde Lauke automatismen en routines aan die zo sterk waren dat de stress geen greep meer op zijn prestaties kreeg.
Net als bij King Tuur valt me het enthousiasme op waarmee Pluijmaekers praat over vroeger. Het werkt aanstekelijk. Hij zet zijn stijl uiteen (“in de meeste van mijn potjes gebeurde wel wat, het was entertainment om naar te kijken”), vertelt dat hij duizenden muismatten uitprobeerde voor hij de juiste vond, en herinnert zich de beslissende momenten tijdens wedstrijden op het hoogste niveau. “Er zijn potjes waar ik zo agressief heb gespeeld tegen bijvoorbeeld de beste Amerikaanse speler van dat moment, dat het na tien minuten 20-0 stond en de tegenstander opgaf omdat hij zich geen raad wist.”
En ik denk alleen maar: wat zou ik deze pro graag weer aan het werk zien, al is het maar voor één keer.
De kans dat dat gaat gebeuren is klein. De gamecarrière van Lauke eindigde in 2005 omdat de aandacht voor Unreal Tournament wegebde en de ‘prestige’ verdween, zoals hij het zegt. De skills heeft hij ongetwijfeld nog—bij een eenmalige rentree in 2007 won hij met gemak een nationaal toernooi—maar zijn competitieve aard ligt in de weg. Ieder jaar zijn er twee maanden dat Pluijmaekers weer even gamet, vertelt hij, maar dan vooral strategiegames of singleplayer. De online shooters laat hij voor wat het is. “Ik vind het niet leuk om te verliezen”, lacht hij. “Stel, Wolfenstein zou een multiplayermodus hebben, dan zou ik die niet spelen. Omdat ik dan dingen moet leren, wil ik ook echt goed worden.”
Tegenwoordig is Lauke business analist bij DaVinci, een internationaal softwarebedrijf dat levert aan grote banken. “Tijdens mijn sollicitatiepitch heb ik gaming gebruikt om aan te tonen dat ik competitief en gedreven kan zijn. Dat ik graag presteer en heel goed in iets wil worden. Een van de mensen die me heeft aangenomen vond zo’n gedreven persoon goed om erbij te hebben. Het gamen trok hem over de streep.”
Pluijmaekers is nu, op zijn 33ste, gelukkiger dan hij was als professioneel gamer. Toch ben ik benieuwd of hij zijn periode als wereldster niet mist. “Om mee te doen aan zo’n competitie, te strijden voor medailles, tegen de allerbeste andere spelers op de wereld te spelen? Ja. Die kick, doe mij dat gevoel iedere dag maar. Zou ik niet weer aan dat soort toernooien mee willen doen? Ja. Heb ik er spijt van dat ik op dat ene toernooi die ene fout heb gemaakt? Ja. Zou ik mijn revenge nog een keer willen voor een paar verloren matches? Ja.”
“Als ik soms foto’s terugkijk en er weer allemaal beelden terugkomen, en gevoelens van spanning, van winst en verlies, dan denk ik wel: shit, ja, het doet nog steeds wat. Ik denk dat dat nooit weggaat. Wat voor andere sporters het wereldkampioenschap in de jaren ‘70 was, dat heb ik ook met mijn toernooitjes.” Jammer? “Nee hoor, ik zeg het met een lach.”
Donderdag het tweede deel van ons tweeluik over esportsterren, met Livia ‘Liefje’ Teernstra en Sander ‘Vo0’ Kaasjager.